Selecteer een pagina

Het is vrijdagavond, kwart voor zeven. Begin van het weekend en van een zwoele zomeravond. Windstil met een zachte temperatuur van zo’n 20 ̊. Ik heb boodschappen gedaan en ik heb een tijdje op een terras in de stad gezeten. En nu ben ik thuis. Met tegenzin. Want ik heb behoefte aan gezelschap maar er is niemand. Nou ja, behalve ikzelf dan. Maar ik ben er altijd. En vanavond heb ik geen zin in alleen. Vanavond heb ik behoefte om te filosoferen, slap ouwehoeren, knuffelen of zwijmelen. Mijn ruime en op dit moment knus verlichte terras met uitzicht op een prachtig park is daarvoor de perfecte plek. En nu staar ik niet voor de eerste keer op zo’n mooie zomeravond in m’n eentje naar dat mooie plaatje.

Als alleengaande 50+ vrouw ervaar ik het als een behoorlijke uitdaging om verbinding te ‘regelen’ met anderen. Want de wereld draait door en vooral andere vijftigers lijken in piekdrukte te zitten met opgroeiende (klein-)kinderen, ouders die mantelzorg nodig hebben en veeleisende banen met dito targets. Of de combinatie van alle drie. Zo iemand verzucht wel eens tegen mij: ‘wat heerlijk, jij hoeft met niemand rekening te houden en kunt alles doen en laten wat je wilt’. Ja dat klopt. Mijn ouders zijn overleden en ik heb geen kinderen. Afgelopen jaar hebben drie single vriendinnen verkering gekregen. Goede vrienden zijn naar het Oosten van het land verhuisd. En op dit moment heb ik geen drukke werkagenda. Alle vrijheid. Ja. Maar juist daardoor voel ik me in deze levensfase regelmatig verweesd, ontheemd, eenzaam of betekenisloos. Ik kan me prima alleen vermaken. Maar teveel vrijheid is een gevangenis.

‘Maar juist daardoor voel ik me in deze levensfase regelmatig verweesd, ontheemd, eenzaam of betekenisloos’

Samen zijn, doen en beleven vind ik soms best ingewikkeld maar altijd rijker dan alleen. In alle boeken en artikelen die ik heb gelezen over de zin van het bestaan en de mens in het bijzonder vind ik één gemeenschappelijke deler terug. We zijn meer dan ons egocentrische instinct en onze overlevingsdrang. We zijn sociale wezens. We hebben elkaar nodig. Samen delen is misschien wel de oudste en meest essentiële behoefte die we hebben als mens. Want als je deelt, word je gezien, word je gekend. De Vlaamse psychiater Dirk de Wachter omschrijft het als volgt: ‘Eenzaamheid is het onvermijdelijke lot dat elk mens treft. Bij de geboorte worden we uit de moederschoot geworpen en wat volgt is het verlangen, de heimwee naar die paradijselijke staat. Het is de motor in onze zoektocht naar liefde. Om het leven leefbaar te maken is het noodzakelijk ons te verbinden met anderen’.

Vanavond op mijn loungebank kom ik dan uit op een kwetsbaar punt. Terwijl ik ondernemend, communicatief vaardig en over het algemeen best leuk gezelschap ben, kom ik uit bij schaamte. Schaamte over het alleen zijn. Over het niet bij iemand horen. Het niet gevonden zijn. Niet gekozen zijn. Vanuit die schaamte kan ik niemand bereiken en ben ik geen leuk gezelschap.

Na veel oefenen, tranen en weerstand kom ik steeds sneller uit bij die éne sleutel. Dwars door de schaamte heen. Mijn toverwoorden zijn: Herkennen, Erkennen, Verkennen. Soms zit ik zo midden in een wirwar van alleen, zielig, schaamte, ongemak en boosheid dat ik niet eens herken waar ik ben en alleen maar vecht. Maar als ik me daarvan bewust word, kan ik me richten op iets wat ik altijd bij me heb: mijn lijf en mijn adem. Ik voel en volg mijn onrustige ademhaling, mijn buik die samen trekt, de mist in mijn hoofd, mijn doffe ogen, het wegslikken van het verdriet. Het liefdevol erkennen van de shit wordt daardoor een stuk gemakkelijker. Daarmee vind ik de weg terug. Naar het herstellen van de verbinding tussen mijn hoofd, hart en buik. Naar het terug komen in mijn lijf. En naar het weten wat ik op dat moment het meeste nodig heb. Vaak is dat ‘véééél lief’ in allerlei vormen.

Deze avond koos ik ervoor om ex P. te bellen. Juist als ik me verdrietig voel, verwelkomt hij me liefdevol. Omdat hij zorgzaam van aard is en het gevoel heeft nodig te zijn. Ook een uitstekend hulpmiddel om je niet alleen te voelen overigens. Na een warme welkomstknuffel installeert hij me voor de open haard op een dik vloerkleed met veel kussens die hij van te voren met zorg heeft gedrapeerd. Vervolgens kookt hij een heerlijke maaltijd voor me. Tegen die tijd ben ik al behoorlijk opgeknapt. Gezellig samen keuvelend en muziek luisterend brengen we de avond door. Het verdriet dat met het alleen zijn te maken heeft, is achter de horizon verdwenen. We delen. We leven. Ik leef. Ik voel me verbonden met mezelf, met hem en daarmee met de wereld. Als ik later op de avond naar huis rijd, realiseer ik me opnieuw dat verbinding met een ander mens onontbeerlijk is maar dat het verschil tussen me alleen of verbonden voelen in mezelf zit. Ook als ik alleen ben Juist als ik alleen ben.